‘Van jongs af aan ben ik opgegroeid met muziek’, vertelt Carolien Gehrels. ‘Mijn moeder en drie broers konden heel goed pianospelen en mijn oudoom Willem Gehrels heeft in Amsterdam meerdere muziekscholen opgericht. Zo heb ik dus beleefd wat muziek kan doen in vreugde en verdriet. Dat gun ik iedereen. Vooral kinderen die het niet van huis uit meekrijgen. Dat is de reden dat ik mij heb ingezet voor Méér Muziek in de Klas.’
In juni 2014 werd Carolien Gehrels door de minister van OC&W gevraagd om een handreiking te schrijven voor het muziekonderwijs op de basisschool. Sindsdien is ze nauw betrokken bij Méér Muziek in de Klas. Ze gaf leiding aan het bestuur en was ons gezicht naar de buitenwereld tijdens veelbewogen jaren. Nu haar maximale zittingstermijn erop zit, zwaaide ze deze maand af als voorzitter. We kijken met Carolien terug op haar voorzitterschap.
Hoe was de situatie toen je begon?
‘Er was niks. Maar wel heel veel goede mensen die echt wat wilden: onze erevoorzitter, Koningin Máxima, minister Jet Bussemaker, Joop van den Ende, de conservatoria. Daarna kwamen de stichting en een hele goede directeur met een topteam. En toen kwam corona. Daar zijn we toch ook goed doorheen gekomen. Daarna was het even spannend of en hoe we door zouden gaan. In overleg met het ministerie en verschillende fondsen zijn we gekomen tot nieuwe afspraken, waardoor we door konden zowel met muziek als met andere kunstdisciplines.
Welke eigenschappen heb je nodig als voorzitter?
‘Je moet nadenken over zowel de lange termijn als de korte termijn. Op de lange termijn streef je naar continuïteit en doorgaan met wat je goed vindt. Maar je krijgt ook steeds te maken met nieuwe financiers en bewindslieden in Den Haag. Die hebben hun eigen doelstellingen en idealen. Het is belangrijk dat je dat meeneemt in je eigen verhaal en je handelen.
‘Sowieso moet je bezig zijn met diversiteit. Er is een groot verschil tussen mensen van de overheid en van het bedrijfsleven, mensen die iets professioneel doen of als vrijwilliger. Je moet een goed oog hebben voor al die verschillen en toch één gedeelde visie hebben.’